Oase: interview met makers Barbara Makkinga en Joris Postema
Waar gaat de film over?
Barbara: “De grutto's zijn uit het Friese landschap aan het verdwijnen, maar bij Bote blijven ze komen. Elk voorjaar melden ze zich, in groten getale. De laatste parel van Friesland wordt Bote's boerderij dan ook wel genoemd. Bote koestert de grutto’s op zijn land, hij doet alles voor ze. Op zijn weilanden dan ook geen modern Engels raaigras waarmee inmiddels bijna heel Friesland is bedekt, maar gewoon ouderwets weidegras. Jammer alleen dat op dit gras de koeien minder goed presteren. Zijn vrouw Astrid gunt haar man zijn liefde voor de vogels. Als ze alleen waren, mocht hij van haar zijn gang gaan. Maar ze zijn niet alleen, ze hebben vijf kinderen, de oudsten staan te trappelen om de boel over te nemen. En zij willen het heel anders aanpakken dan hun vader.”
Komt de grutto elk jaar vanuit Afrika naar Nederland gevlogen; voor Stop Filming Us maakte Joris Postema de reis omgekeerd, van Nederland naar Afrika, naar Goma in Congo, om precies te zijn.
Joris: “Stop Filming Us gaat over stereotypering met als hamvraag: kan ik als filmmaker uit Nederland, met onze koloniale achtergrond, wel een film maken die recht doet aan een plek als Congo? Ik wil dat mensen die de film zien erover na gaan denken en daarom is de film op sommige punten ongemakkelijk, pijnlijk. In het huidige debat zullen er groepen zijn die zeggen: ‘Zijn we hier nu pas?’, maar voor mij was het maakproces van de film een echte eye-opener en ook levert het nog steeds interessante debatten en Q&A’s tijdens screenings bij onder andere ngo’s op. Er zit bijvoorbeeld een scène in waar ik een koekje geef aan zwerfkinderen. Ik krijg er vervolgens echt van langs van de crew omdat ik daarmee het systeem in stand houd en omdat ik bovendien helemaal niet aan ze heb gevraagd of ze een koekje wilden. Veel ngo’s herkennen dat nog steeds als metafoor voor wat ze zelf doen. Iemand zei: ‘Dit is wat wij doen: we gaan naar zo’n land, we vragen helemaal niet of ze een koekje willen en wát voor koekje ze willen.’
Hoe gaat het nu met de film?
Barbara: “Samen met dramaturge Katja Schoondergang diende ik in april 2017 een aanvraag voor ontwikkelingssubsidie bij Oase in. De aanvraag werd gehonoreerd, dus we konden onze eerste research ingaan. Dankzij drie ondersteuningsregelingen bij het Filmfonds (Oase, ontwikkelings- en realiseringssubsidie) en de fijne begeleiding van filmconsulent Suzanne van Voorst zijn we inmiddels begonnen met filmen. We hebben een enthousiaste producent en omroep gevonden en zijn volop bezig met het maakproces. De eerste grutto staat inmiddels op beeld en we kijken uit naar wat gaat komen.”
Joris: “Stop Filming Us draait heel goed en is de komende maanden nog te zien op festivals in Duitsland, Polen, Zwitserland, Canada, Mozambique en Nigeria. Vorige zomer heeft het publiek tijdens een screening op het International Film Festival in Goma gevraagd om het ruwe materiaal, zodat ze zelf een nieuwe versie kunnen maken die in hun optiek beter weergeeft wat er speelt dan mijn versie. We hebben de koppen bij elkaar gestoken en ook het Filmfonds was enthousiast. Inmiddels gaan ze volgende maand aan de slag met een versie vanuit het Congolese oogpunt. Ik ben superbenieuwd; wij helpen op verzoek met de postproductie, maar ik bemoei me inhoudelijk nergens mee.”
“Op dit moment zou ik dolgraag een volgende stap willen maken met Stop Filming Us, al blijft het ingewikkeld want ik weet niet hoe ik een volgende film in Congo zou kunnen maken. Het gaat over scheve machtsverhoudingen, dus we zouden moeten kijken hoe we hier op een andere manier mee kunnen omgaan. Dat is iets waar ik de komende maanden induik en dat is ook waar de volgende film over zal gaan, denk ik. Het is een proces dat bezig blijft.”
Waarom Oase?
Joris: “Iemand had de producent getipt over Oase: “Past dit niet bij Joris zijn film in Goma?” Omdat tegenwoordig je researchplannen al halve realiseringsplannen moeten zijn, heb je soms maanden nodig om tot een ontwikkelingsplan te komen. Ik vind niets leukers dan films maken, maar bij zo’n buitenlandse productie kost het veel geld. Tickets, visa, hotelovernachtingen. Met Oase krijg je zo’n film echt aangezwengeld. Met fondsfinanciering kun je onderzoek doen en rustig het onderwerp induiken. Ik kon een bedrag reserveren waarmee ik, gecombineerd met de NPO-IDFA workshop, naar Goma kon gaan, een cameraman mee kon nemen, in Nederland met een goede editor aan de slag kon gaan om een paar scenes te monteren. Na het zien van die scenes ging de omroep overstag; ze wilden graag dat we de film gingen maken. Dus met dat onderzoek heb ik de film een enorme slinger kunnen geven, een beter filmplan kunnen schrijven, wat echt onmisbaar was voor de film.”
Barbara: “Toen ik een aanvraag indiende, heette het project nog UTTO, Utto, utto. Ik kreeg een filmidee waarvan ik onmiddellijk dacht dat het een Filmfondsplan was. Een filmisch groots plan dat ondersteuning nodig had. Het kwam voor mij op een moment dat ik zoekende was naar hoe verder, er ging net een groot project niet door. Ik wilde ook graag zelf op onderzoek uit zonder producent of omroep, het idee was nog te pril om al te pitchen aan anderen. Toen ik op de website van het Filmfonds Oase vond wist ik meteen dat ik een aanvraag wilde doen.”
Joris: “En Oase is heel leuk omdat je met alle makers samenkomt en iedereen wat vertelt over zijn eigen plan. Het Filmfonds zit daar bij en stelt vragen: waar gaat het om, wat ben je van plan? Suzanne zat er toen nog en die zei ook: ‘Het mag ook mislukken. Ga het doen, ga doen met het geld wat je nodig acht en als je over een tijdje besluit: het gaat niet lukken, is dat ook goed.’ Ik vond dat heel belangrijk. Dat je niet altijd maar de druk voelt: het moet echt lukken."
"Het onderwerp is natuurlijk al een grote uitdaging an sich, het draaien in Congo ook. Met de bijdrage vanuit Oase ben ik teruggegaan naar Goma en dacht: ik moet stoppen met onderzoek doen, want waar ik naar op zoek ben, gebeurt NU.’ Dus toen ben ik maar gaan draaien, dat ging heel organisch. Elke avond overlegden de crew en ik over wat de volgende dag gingen doen. Ik denk dat mede daarom de film ook gelukt is.”