Voor distributeurs
Bij het Filmfonds is het mogelijk om een aanvraag in te dienen voor de distributie van een filmproductie.
Onder distributie wordt de professionele uitbreng en exploitatie van filmproductie verstaan. Het gaat daarbij om alle mogelijke vormen van uitbreng via bioscopen en filmtheaters, de distributie op DVD of Blu-ray, via televisie, Video On Demand, pay per view en online distributiekanalen.
Het Fonds verstaat onder bioscoopuitbreng een gedegen landelijke distributie van een filmproductie via bioscopen en filmtheaters in Nederland. De definitie geeft daaraan verder invulling, namelijk dat de filmproductie na de première gedurende meerdere weken aaneengesloten en in een substantieel aantal biosopen en/of filmtheaters voor een betalend publiek wordt uitgebracht.
Overzicht regelingen voor distributeurs
Hier vind je een overzicht van regelingen waar je als distributeur een aanvraag voor kunt indienen.
Let op: de ingangseisen verschillen per regeling. Daarnaast worden regelingen ook regelmatig aangescherpt om aangesloten te blijven bij nieuwe ontwikkelingen in het veld. Het is dus van belang dat je altijd vóórdat je een aanvraag start de recente informatie bij de regeling op de Filmfonds website bestudeert.
Wat is er nieuw?
De regelingen van het Filmfonds worden regelmatig geactualiseerd of aangepast. Op deze pagina vind je alle laatste updates rondom onze regelingen.
Veelgestelde vragen over distributie
Een filmproductie is een cinematografisch werk. Dat kan een speelfilm of een animatiefilm zijn of een lange documentaire, maar ook korte, experimentele en innovatieve films. Het verschilt per categorie en regeling van het Fonds welke eisen aan de uitbreng gesteld worden. Zo is bij de Film Production Incentive een bioscoopuitbreng verplicht en wordt bij selectief gesteunde films per categorie juist maatwerk geleverd want bijvoorbeeld een speelfilm kent een andere uitbreng dan een korte film.
Voor speelfilms en lange animatiefilms geldt dat deze films primair bestemd zijn voor bioscoopuitbreng. De beoogde uitbreng wordt per specifieke film door producenten (i.s.m. een filmdistributeur) in fasen aan het Fonds onderbouwd. Bij een arthouse speelfilm ligt daarbij de nadruk op de artistieke potentie en daarmee op de mate waarin de filmproductie nationaal en/of internationaal ontvangen en gedistribueerd zal worden, terwijl een mainstream film juist gericht moet zijn op het bereiken van een groot aantal betalende bezoekers in de Nederlandse bioscopen. Ook lange documentaires hebben de potentie om in bioscopen en filmtheaters vertoond te worden en hebben daarnaast een brede non theatrical release. Voor korte, experimentele en innovatieve films is de bioscoopuitbreng meestal niet het uitgangspunt en wordt naar de bredere vertoning en exploitatie gekeken.
Voor de categorieën korte films en experimenteel werk gaat het om een gerichte uitbreng van de filmproductie (stand alone) met (digitale) vertoningen en een focus op landelijke spreiding.
Om in aanmerking te komen voor een realiseringsbijdrage voor een speelfilm, lange animatiefilm en lange documentaire dient de filmproductie primair bestemd te zijn voor bioscoopuitbreng. De cinematografische kwaliteit en de onderbouwing van de distributiestrategie moet zodanig zijn dat een uitbreng in bioscopen en filmtheaters haalbaar en waarschijnlijk kan worden geacht.
Voor filmproducties die (ook) een beroep doen op een financiële bijdrage via de Film production Incentive is bioscoopuitbreng verplicht. Uitsluitend aanvragen voor filmproducties met een bioscoopuitbreng in tenminste Nederland dan wel, in het geval van een minoritaire coproductie, een bioscoopuitbreng in het land van de hoofdproducent, komen in aanmerking voor een Incentivebijdrage. Een puur instrumentele of promotionele uitbreng waarbij het primaire doel niet de bioscoopuitbreng is, maar bijvoorbeeld de uitbreng op televisie of via een streamingdienst, kwalificeert niet als bioscoopuitbreng.
Omdat het Fonds alleen filmproducties, zijnde cinematografische werken, steunt die in de onafhankelijke productiesector tot stand komen, steunt het Fonds geen films die in opdracht van een mediabedrijf tot stand komen dan wel films die exclusief voor vertoning op één videoplatform bestemd zijn.
Het Fonds heeft begrip voor de bedrijfseconomische overwegingen van een producent als zelfstandig ondernemer. Zo is het voorstelbaar dat een producent op enig moment nadat de film mede op basis van bioscoopuitbreng volledig gefinancierd en in productie is alsnog tot een andere commerciële afspraak komt met een internationaal videoplatform op basis van exclusiviteit en daarmee afziet van reeds bestaande afspraken met betrekking tot de financiering en uitbreng in bioscoop en andere platforms. In dat geval zal het zo zijn dat de reeds bestaande filmfinanciering, waaronder die van het Fonds, komt te vervallen. Indien de bestaande afspraken met filmdistributeurs, omroepen, fonds e.d. omtrent de productiefinanciering, realisering en de bioscoop- en verdere uitbreng wel in stand kunnen blijven omdat het platform alleen vrij beschikbare rechten aankoopt dan wijzigt uiteraard niets. Dan kan de producent naast de reeds aangegane rechten en verplichtingen de film in het kader van verdere exploitatie verkopen in het buitenland of in licentie aan een videoplatform.
Het Fonds streeft naar een zo optimaal en breed mogelijk publieksbereik via alle mogelijke distributiemogelijkheden. In de sector wordt traditioneel gewerkt met exploitatieruimte (windows) tussen bioscoopuitbreng, T-VOD/S-VOD en free TV. Op grond van die verschillende windows en exploitatievormen wordt financiering via filmdistributeurs, salesagents, omroepen en videoplatforms aangetrokken voor de realisering van de filmproductie. Zo bedraagt het gebruikelijke window tussen bioscoopuitbreng en S-VOD exploitatie minimaal 4 tot zes maanden en volgt free TV daarna. Bestaande windows en afspraken binnen de markt die zorgden voor continuïteit in financiering en (bioscoop)uitbreng zijn mede als gevolg van de coronacrisis verder onder druk komen te staan. Het Fonds is volgend in discussies over windows maar ziet het vanuit zijn eigen doelstelling ook als taak om te waken over een vitale en onafhankelijke filmsector.
Het Fonds heeft geen directe rol in de afspraken die producenten maken met distributeurs, exploitanten, sales agents, omroepen, videoplatforms en andere mediabedrijven. Producenten maken als zelfstandig ondernemers zelf hun eigen afwegingen. Voor het Fonds is de bioscoopuitbreng wel steeds het primaire doel voor (veel van) de in de realisering- en distributie gesteunde filmproducties. Ook staat het Fonds vanuit zijn doelstelling voor een onafhankelijke filmsector waarbij op basis van non-exclusiviteit de bioscoopuitbreng en verdere distributie van films zo optimaal mogelijk is, en de publiekspotentie volledig wordt benut.
Voor alle filmproducties dient de distributie zo optimaal en breed mogelijk te zijn. Het uitgangspunt daarbij is dat de filmproducties primair bestemd zijn voor bioscoopuitbreng. Indien voor een specifieke filmproductie daarvan wordt afgeweken omdat een gedegen publiekspotentie ontbreekt of te beperkt is – denk bijvoorbeeld aan een kwetsbare artistieke film, minoritaire coproductie of documentaire met een beperkte commerciële potentie - dan dient dit ter beoordeling aan het Fonds te worden voorgelegd. In alle gevallen geldt een inspanningsverplichting om aantoonbaar verschillende mogelijkheden voor bioscoopuitbreng te hebben onderzocht. Bij een afwijkende distributiestrategie kan onder meer gedacht worden aan een eventrelease met een outreach campagne, een tourrelease langs filmtheaters door het land of een festivalrelease om het beoogde publiek alsnog te bereiken.