Spring naar inhoudSpring naar footer

Suzanne van Voorst blikt terug als consulent documentaire

Suzanne van Voorst vertrok in het voorjaar van 2021 bij het Filmfonds, waar ze sinds 2015 aangetreden was als filmconsulent Documentaire. Het genre lag haar in de hoedanigheid van consulent perfect, net als tijdens haar eerdere leven als producent. “Het blijft eindeloos fascinerend om naar andere mensen te kijken.”

Waarom het documentaire genre zo bijzonder is? “Omdat het over werkelijkheid gaat. Beter gezegd, omdat het ‘iemands’ blik op de werkelijkheid is”, zegt Suzanne van Voorst. “Dat echte personen vertellen of laten zien wat er in hun leven is gebeurd, blijft natuurlijk eindeloos fascinerend om naar te kijken.” Net zo mooi zegt ze het productieproces zelf te vinden. “Je werkt in kleine groepjes aan een intens project, waarbij je ook als producent nauw betrokken bent; van het eerste idee tot en met de distributie van de film.” Ze concludeert dat documentairemakers uit een bepaald hout gesneden zijn. “Deze makers zijn bezield; niemand is in it for the money. Bij documentaire zoek je natuurlijk net zo goed naar co-producenten, financiering en vertoners, maar het proces is heel inhoudelijk. Ego’s en geld vind ik minder interessant.”

Na een carrière als zelfstandig producent, zo’n negen jaar als creative producer bij IDTV Docs en als lid van verschillende adviescommissies en besturen binnen de sector, kwam het consulentschap bij het Fonds als geroepen, zo zegt Suzanne. “Ik vond het geweldig om alle ervaring en kennis die ik in de sector heb opgedaan te kunnen delen.” Het consulentschap heeft ze altijd als een verantwoordelijk, complex proces gezien. “Je krijgt aanvragen binnen waar je subsidie-advies op moet geven en je bent je er bewust van dat als dat een ‘nee’ wordt, je een maker, die er alles in heeft gestopt, op zijn ziel trapt. Wat jij daarover zegt is heel belangrijk.” Een negatief advies kwam, zo stelt ze, lang niet altijd omdat het plan zelf niet goed was. “Soms was het Filmfonds gewoon niet het juiste loket. Het Fonds heeft een beperkt budget en speelt als documentaire-subsidiënt geen hoofdrol. De grootste financier is Hilversum, met de omroepen en eigen fondsen als het CoBo Fonds en NPO-Fonds. Daarom hanteerden wij bijzonder strakke criteria voor de door ons ondersteunde films.” Cinematografisch interessant moeten die films zeker zijn. “En dat gaat om meer dan camerawerk alleen. Cinematografische visie kan ‘m net zo goed zitten in het concept waarmee je een onderwerp aanvliegt.” Als Suzanne projecten afwees omdat het beter kon, bleken die juist interessant om aan te werken. “Ik kon er blij van worden dat als je soms iemand een douw gaf, die maker echt iets met de inhoudelijke kritiek deed. En vervolgens terugkwam met een beter plan of een mooie documentaire.”

In de afgelopen zes jaar zijn er diverse regelingen, films en makers waaraan ze met plezier en trots terugdenkt. “In de meest recente Nederlandse selectie van IDFA, zag je bijvoorbeeld veel films terug die wij als Fonds ondersteund hadden. Het waren stuk voor stuk goede documentaires met een duidelijke, eigen cinematografische handtekening en waar ik 100% achter kan staan.”

Suzanne hield zich in haar Fonds-tijd ook bezig met talentontwikkeling, omdat zij – net als haar collega’s – vond dat de aanwas verbreed moest worden. “Het aanbod aan makers door het hele land is diverser dan afgestudeerden van de Filmacademie en HKU alleen.” Ze ‘erfde’ bijvoorbeeld Teledoc Campus. “Een regeling voor beginnende makers die, ongeacht achtergrond of opleiding, met een goed plan een korte film kunnen maken. Ze worden daarbij begeleid in allerlei opzichten. Dat was enorm leuk om aan te werken.” Zelf stond ze, samen met jeugdconsulent Signe Zeilich-Jensen aan de wieg van DOK Junior, een regeling bedoeld voor laagdrempelige documentaires op speelfilmlengte voor een breed, jong publiek. “De jeugd is het publiek van de toekomst; ze kunnen beter zo vroeg mogelijk met het genre kennismaken. Het stelt natuurlijk wel eisen aan de manier van vertellen. Shabu (Shamira Raphaëla) was het eerste en wat mij betreft het gedroomde resultaat hiervan.”

Documentaire is al lang geen ondergeschoven kindje meer in de Nederlandse filmwereld. “Het is, wat mij betreft, zelfs een van de sterkste sectoren binnen de Nederlandse film. In internationaal opzicht stelt de Nederlandse documentaire echt iets voor: de films worden ongelofelijk goed vertoond en makers veelvuldig uitgenodigd over de hele wereld.” Dat ook het Nederlandse publiek de documentaire is gaan omarmen is, zo zegt ze, een winst van de afgelopen jaren. “Ik vermoed dat het iets te maken heeft met behoefte om de diepte in te gaan en chocola te maken van die enorme stroom aan informatie die we over ons uitgestort krijgen.” Kijkend naar de sector zelf ziet ze hoe er steeds meer wordt samengewerkt en onderlinge relaties zijn verbeterd. “Ook die met het Fonds. Samenwerking ís ook het enige dat ons iets op gaat leveren in dat kwetsbare bestaan van de documentaire sector. Je moet kritisch blijven op elkaar en je blijven verbeteren én anderen dingen blijven gunnen. Dat is waar ik als producent en consulent geprobeerd heb om mijn steentje aan bij te dragen.”