Recoupment en Revolverende Middelen, hoe en waarom
Tegen de achtergrond van het knelpunt in de financiering van filmproducties in Nederland en de verdeling van opbrengsten uit de exploitatie van films, leest u hier meer over het systeem van recoupment en de inzet van revolverende middelen.
Voorgeschiedenis en systeem van recoupment
De terugbetalingspositie van partijen komt voort uit de financiering van een filmproductie. Voordat een filmproductie van start kan gaan brengt een producent het benodigde kapitaal bijeen van bijdragen en investeringen van (internationale) publieke en private partijen (fondsen, omroep, distributeur, sales-agent, private investeerders en eigen investeringen van de producent en eventuele coproducenten). Daarmee worden de productiekosten inclusief honoraria gedekt. Er is feitelijk dan ook pas sprake van winst voor een producent als al deze financiers terugbetaald zijn. Het is een zeldzaamheid dat dit gebeurt, vandaar ook de noodzaak voor publieke financiering. De productie van films is kostbaar, het taalgebied klein en de dominantie van het Amerikaanse aanbod groot.
Producenten ondervinden daarnaast een concurrentie-nadeel doordat de inkomsten uit exploitatie grotendeels neerslaan bij de eindexploitanten in de keten (zoals bioscopen en kabelmaatschappijen), die op hun beurt niet of nauwelijks mee-investeren in de financiering van nieuwe filmproducties. Deze disbalans is in Nederland nog groter dan in andere landen. Volgens het Filmfonds is het cruciaal om een betere balans in de verdeling van inkomsten en risico’s in de keten te bewerkstelligen om een circulair en gezond ecosysteem te stimuleren. Het Filmfonds spant zich in dit verband in, zowel in nationaal als Europees verband om tot betere afspraken te komen.
Tegen deze achtergrond heeft het Filmfonds in 2011 nieuwe afspraken gemaakt om het zicht op het terugverdienen van investeringen en zo mogelijk winst te vergroten. Rechtenlicenties van de omroep hoefden niet langer terugbetaald te worden en alle betrokken (inter)nationale fondsen namen een gelijke positie in pro rata naar de omvang van de respectievelijke bijdrage. Private investeerders behielden hun preferente positie maar er werden maxima gesteld aan de opslag die mocht worden berekend; vanaf het moment dat een private partij zijn investering en eventuele opslag had terugverdiend moest er ook aan de fondsen worden terugbetaald. Gelijktijdig kwam het Filmfonds met het Ministerie van OCW overeen dat inkomsten die terug werden betaald op de positie van het Filmfonds aangewend mochten worden voor herinvesteringen in nieuwe filmproducties van dezelfde aanvrager.
Tot dat moment kwamen exploitatie-inkomsten op de positie van het Filmfonds terecht in het Bestemmingsfonds OCW en waren daarmee niet beschikbaar voor nieuwe producties.
In praktijk komt risicodragend kapitaal (investeerders, distributeurs, sales-agents etc.) samen met deferments als eerste in aanmerking voor terugbetaling uit exploitatie. Daarna pas de fondsen, waaronder het Filmfonds (pro rata).
Bij mainstream films liggen de inkomsten wellicht hoger dan bij een gemiddelde arthouse film, maar eerst zullen de investeringen vanuit de markt terugverdiend moeten worden. Zoals bekend (evaluatie van de automatische regeling Suppletie) zijn de inkomsten ook bij de meeste mainstream films niet toereikend om alle kosten van een filmproductie terug te verdienen. Hoewel beter dan in de tijd voor bovenstaande afspraken werden gemaakt, slagen in de praktijk slechts af en toe zowel mainstream films als arthouse films erin een (beperkt) deel van de bijdrage aan het Filmfonds terug te betalen.
In 2012 ontving de Stichting 100.000 euro en is 7.412 euro uitgekeerd aan aanvragers.
In 2013 ontving de Stichting 531.486 euro en is 348.054 euro weer uitgekeerd aan aanvragers.
In 2014 ontving de Stichting 1.772.527 euro en is 1.730.827 euro weer uitgekeerd aan aanvragers.
In 2015 ontving de Stichting 1.006.985 euro en is 551.991 euro weer uitgekeerd aan aanvragers.
In 2016 ontving de Stichting 829.521 euro en is 881.308 euro weer uitgekeerd aan aanvragers.
In 2017 ontving de Stichting 1.758.676 euro en is 1.632.006 euro weer uitgekeerd aan aanvragers.
In 2018 ontving de Stichting 679.443 euro en is 605.141 euro weer uitgekeerd aan aanvragers.
In 2019 ontving de Stichting 1.549.193 euro en is 910.741 weer uitgekeerd aan aanvragers.
In 2020 ontving de Stichting 2.070.887 euro en is 2.455.718 weer uitgekeerd aan aanvragers.
In 2021 ontving de Stichting 1.732.380 euro en is 1.521.646 euro weer uitgekeerd aan aanvragers.
Terugbetalingspostie Filmfonds (revolverende middelen)
Over de jaren heen is het onderwerp meerdere malen in het periodiek overleg met de scenaristen, regisseurs en producenten aan de orde gekomen, zo ook tijdens presentaties van het Fonds. De werking van de revolverende middelen staat toegelicht in hoofdstukken 1 en 3 van het Financieel & Productioneel Protocol.
Het totaal aan bijdrage(n) van het Filmfonds dat in de filmproductie wordt geïnvesteerd moet worden terugbetaald uit exploitatie-inkomsten. De door het Fonds ontvangen inkomsten op deze positie zijn revolverend en worden door het Fonds in de vorm van een bijdrage beschikbaar gesteld.
Daarvoor gelden de volgende kaders:
- Minimaal 50% tot 100% stelt het Fonds beschikbaar voor de ontwikkeling en/of realisering van nieuwe filmproducties van de subsidieontvanger. Het Fonds stelt daarbij dezelfde eisen als aan reguliere Fondsbijdragen.
- Bij Nederlands majoritaire producties kan maximaal 50% door de subsidieontvanger worden ingezet voor het nakomen van afspraken met rechthebbenden, waaronder de regisseur en scenarist van de betreffende filmproductie, en met risicodragende investeerders. Bij het ontbreken daarvan dient minimaal 75% geherinvesteerd te worden.
Met de verenigingen is afgestemd, dat wat betreft de revolverende middelen de afspraken die voorafgaand zijn gemaakt met rechthebbenden (zoals regisseurs en scenaristen) worden gevolgd. Zowel ten aanzien van het aandeel vanuit recoupment evenals afspraken ten aanzien van de ontwikkeling of realisering van nieuwe films. Indien middelen geherinvesteerd worden in een volgende film, dan gaan deze mee in de nieuwe uitvoeringsovereenkomst met het Fonds of worden deze betaald op basis van een nieuwe overeenkomst met een scenarist of regisseur. Het Fonds benadrukt het belang voorafgaand aan de productie heldere afspraken vast te leggen.